Skimmia
Skimmia Skimmia japonica
Kleine, groenblijvende struik
Bloeitijd: maart – april
Naam: Skimmia (je zegt: skiemia) is afgeleid van shikimi, de Japanse naam voor deze plant. Japonica geeft aan dat de plant vanuit Japan is ingevoerd.
Botanisch: Skimmia japonica hoort bij de Sinaasappel-orde. Bij deze orde hoort een geurtje, en de Skimmia-bloemen ruiken heerlijk. Ook het gekneusde blad ruikt lekker kruidig. Planten zijn soms net als mensen: zo komen ook latrelaties bij planten voor. Bij Skimmia groeien mannelijke (meeldraad) bloemen en vrouwelijke (stamper) bloemen aan twee verschillende struiken. De flora noemt dat tweehuizig. De mooie bessen komen alleen aan vrouwelijke planten als er een manlijke plant in de buurt staat, en een behulpzaam insect hen beiden bezoekt.
Geschiedenis: De aantrekkelijke struikjes van de Skimmia japonica werden geïntroduceerd in West-Europa door de Engelsman Robert Fortune. Deze avontuurlijke tuinman, voorheen werkzaam bij Kew Gardens, trok rond 1840 door Oost-Azië en nam veel stekken en zaden van tuinplanten mee naar huis. Hij verwierf bekendheid door vanuit China stekken van de theestruik mee te smokkelen naar India. Daarmee werd het Chinese monopolie op de theeproductie doorbroken.
In de Costerustuin: Skimmia’s zijn gemakkelijke struikjes die op een schaduwrijke standplaats floreren. Wij hebben een mannelijke vorm, de Rubella (foto’s boven), die de vrouwelijke Red Riding Hood en Kew White kan bestuiven, want alle Skimmia variëteiten zijn onderling vruchtbaar.